Jaja, die ken ik al. Alles bij de ander laten. Lekker makkelijk.’ 

De HR-man onderbreekt me: ‘Jaja, die ken ik al. Alles bij de ander laten. Lekker makkelijk.’ Ik spreek hem op een borrel. Ik wil net gaan uitleggen wat Clean Language is: Dat je niet invult voor een ander, dat je de ander zijn eigen belevingswereld laat onderzoeken. Hij dus, niet jijzelf. Zodat hij volledig de ruimte krijgt, en zodat jij echt weet wat er speelt.

De HR-baas is 55. Hij heeft alles nou wel gezien. Kom er niet aan met weer een flauwe training. Ik glimlach. Ik ga niet proberen om hem te overtuigen. Als hij denkt dat hij alles heeft gezien, is dat zo.

‘Mijn mensen’, zegt hij, ‘moeten juist met elkaar gaan práten. Ze moeten op contact maken. Ze hebben geen idee wie de ander is, en wat voor werk hij doet. Ze moeten juist niet alles bij de ander laten. En dan zelf niks zeggen en vinden.’

‘En wanneer ze volledig langs elkaar heen praten,’ vraag ik hem (stiekeme Cleane vraag), wat gebeurt er dan?’

 ‘Nou, ze luisteren niet naar elkaar. Ze vertellen alleen hun eigen verhaal, langs elkaar heen, en dat was het. De communicatie is echt pet. Ze durven elkaar ook helemaal niks persoonlijks te zeggen, ze connecten niet.’ 

Hij heeft het over 2 teams die moeten samenwerken en die daarvoor trainingen krijgen aangeboden.

Ik krijg meteen een familie voor ogen waar ik wel eens kom. Zodra ze bij elkaar zitten gaan ze steeds harder praten. Na een uur is het volume ondragelijk geworden. Ze blijven maar denken dat de andere dan beter luisteren. De HR-man herkent het. Hij vindt het enorm triest.

‘Wat zou je graag willen?’ vraag ik hem. (stiekeme Cleane vraag)

‘Dat ze naar elkaar gaan luisteren natuurlijk.’

‘En wanneer ze luisteren, wat gebeurt er dan?’ (ook stiekem een CLeane vraag)

‘Nou, dan kunnen ze beter samenwerken. Denk ik.’

Zijn schouders ontspannen zich. ‘Ja,’ zegt hij en kijkt me beslist aan: ‘Ze moeten echt leren luisteren naar elkaar. Ze luisteren gewoon niet goed.’ 

‘Helder’, zeg ik. ‘Wil je nog een wijntje?’